Tags

,

Op de vooravond van Valentijn kan een rechtgeaarde bakker het zich ronduit niet permitteren af te wijken van de termen zoet en hemels zacht. Olijvenbrood of kaasrollen op het menu ware ronduit een vloek geweest tegen elke gezette en gevestigde waarde. Focaccia? Onbespreekbaar!

Menig hart zal morgen sneller slaan, popelende geliefden bereiden zich voor op het sacrale moment van rode rozen, smeuïg gevulde pralines of romantisch gedekte tafels. Vleugje subtiele Mozart zelfs, voor de echte die hards. De Liefde, is zij niet van alle tijden? Hoewel zelfs Dirk De Wachter en Goedele Liekens herself er niet echt goed weg mee weten, toch wordt morgen de rode loper kamerbreed uitgerold naar het altaar van het Ultieme Geluk.

Van alle tijden, zeker weten, maar nooit werd ze mooier beschreven dan door Shakespeare, in een gevleugeld vers wat we obligaat van buiten kennen en nooit meer zullen vergeten: “That what we call a rose, by any other name would smell as sweet” waarmee the story of Juliet and her Romeo zowat een norm geworden is voor iedereen die weet wat passie en verlangen is. Kijk, voor de echte liefhebbers onder ons, zet ik de volle versie onderaan dit berichtje. En omdat het slechts één keer per jaar 14 februari is, meteen ook een stukje Clément Marot – omdat de Fransen nu eenmaal niet onderdoen. Me op het lijf geschreven, overigens.

Maar eerst het zoete brood – en zoét zal het wezen. De suiker knirpst bij elke stap in mijn keuken onder mijn bakkerskloefjes. Geen al te makkelijk deegje, net zoals de liefde zelf – er is werk aan. Laat zich niet zomaar doen en het is zoeken om het allemaal wat evenwichtig te krijgen. Herkenbaar, misschien. Vurig en lang kneden hoort erbij, conditio sine qua non. Boterzacht, mals, glad en rekbaar, dat wel, daarbij onweerstaanbaar geurend door het vleugje kaneel. Het is misschien niet iedereen gegeven, maar met bakbodems in hartvorm ben je meteen al een heel eind dichter bij huis.

Begeesterd door welke bereikbare of onbereikbare liefde dan ook: aan iedereen een zalig (s)makende Valentijn!

Deeg

  • 550 gr witte tarwebloem, type 0
  • 22 gr verse gist
  • 60 ml volle, ongesuikerde yoghurt
  • 20 gr vanillesuiker
  • 140 gr malse boter, in blokjes
  • 3 eierdooiers
  • 10 gr fijn zout
  • 220 ml volle melk, kamertemperatuur
  • 1 KL kaneelpoeder
  • 250 gr parelsuiker

Werkwijze

  • Meng de verse gist met de yoghurt, doe er ½ KL suiker en ½ KL bloem bij en laat een kwartiertje staan
  • Zeef de bloem
  • Meng de eierdooiers met de melk
  • Maak een kuiltje in de bloem en giet er het gistmengsel bij, vervolgens de melk met de eierdooiers
  • Kneed tot het deeg vorm begint te krijgen en voeg dan de boter, de vanillesuiker en de kaneel toe. Tenslotte het zout
  • Gedurende ruim 20 minuten manueel doorkneden, tot de deegbal lauw aanvoelt
  • Laat 15 minuten rusten onder een vochtige handdoek
  • Breng de deegbal in een rijsmand en geef een eerste rijs van 35 minuten
  • Sla het deeg door en strooi er de parelsuiker over
  • Verleg het een aantal keer zodat de suiker mooi verdeeld is in de deegmassa

suikerbroodsuikerbrood

  • Verdeel de deegstukken volgens de grootte van de bakvorm(en)
  • Druk ze goed aan in de vormen en laat 15 minuten rusten onder een vochtige handdoek

Suikerbroodsuikerbrood

  • Geef een hoofdrijs van minstens een uur, goed afgedekt op een warme plaats
  • Bestrijk de broodjes met opgeklopte eidooier en melk, strooi er voor de versiering nog wat parelsuiker over

Bak goudbruin– volgens gewicht – gedurende 25 à 30 minuten in een oven van 200 graden.

Ontvorm en laat volledig afkoelen op een rooster.

SuikerbroodSuikerbroodSuikerbrood

Shakespeare (1564 – 1616)

Act II, Scene II

Juliet:

O Romeo, Romeo! wherefore art thou Romeo?
Deny thy father and refuse thy name;
Or, if thou wilt not, be but sworn my love,
And I’ll no longer be a Capulet.

Romeo:

[Aside] Shall I hear more, or shall I speak at this?

Juliet:

‘Tis but thy name that is my enemy;
Thou art thyself, though not a Montague.
What’s Montague? it is nor hand, nor foot,
Nor arm, nor face, nor any other part
Belonging to a man. O, be some other name!
What’s in a name? that which we call a rose
By any other name would smell as sweet;
So Romeo would, were he not Romeo call’d,
Retain that dear perfection which he owes
Without that title. Romeo, doff thy name,
And for that name which is no part of thee
Take all myself.

Romeo:

I take thee at thy word:
Call me but love, and I’ll be new baptized;
Henceforth I never will be Romeo.

 

Clément Marot (1496 – 1544)

Plus ne suis je que j’ai été

Et ne le saurai jamais être

Mon beau printemps et mon été

Ont fait le saut par la fenêtre

Amour, tu as été mon maître:

Je t’ai servi sur tous les dieux

O si je pouvais deux fois naître

Comme je te servirais mieux