Tags

,

Mijn gemeende paaswensen aan het adres van de trouwe lezers, volgers, proevers, tafelgasten en andere erg gewaardeerde aanverwanten van dit blog zijn krap laat dit jaar, ei zo na waren het vijgen geweest. Bij deze gelanceerd als een pijl uit een boog – mét recept erbij zelfs ! –  en er is nog een stukje verlengd weekend over dus we hebben nog recht en reden om wat vrolijk te zijn. Vroeg me trouwens af waarom een Pasen “vrolijk” moet wezen en een Kerst “zalig”.  Waarschijnlijk is daar een illustere reden voor waarvan de relevantie bedenkelijk is en vermoedelijk te vinden in een of ander ver traditioneel verleden – we zijn al content zo lang we het in vrije termen mogen hebben over Pasen en andere christelijke feestdagen, want de teneur in het Europa van de toekomst helt af en toe wel eens dreigend de andere kant uit. Maar dit volledig ter zijde, het staat geboekstaafd en in de rotsen gebeiteld dat er op dit blogje niét aan politiek wordt gedaan.

Deze morgen stond een klein en modest ontbijtje op het thuisveld geprogrammeerd, waardoor de dag voordien (Stille Zaterdag) meteen voldoende aanzet gevonden werd om de gedachte “tiens, wat zou ik zo eens kunnen bakken (om niet naar de bakker te moeten gaan au krieke du jour, als beste excuus wat ik kon verzinnen)?” levendig te koesteren. De poolish werd ’s ochtends al met veel voorbedachte rade ingezet, da’s altijd handig en komt per definitie van pas. De inspiratie zelf vond ik dit keer (of beter: eens te meer) bij onze Noorderburen. “Rutger bakt” vind ik helemaal niet slecht, die jongen is echt wel goed en enthousiast bezig,  samen met Levine Van Dooren en uiteraard Robert van Beckhoven. Rutger is eerder speels, fantasierijk en niet zo gekunsteld, dus plezante site om wat ideetjes op te doen. De andere “grote jongens” kan ik alleen maar benijden, kijk bijvoorbeeld even (verzuchten mag) naar dit filmpje, en meer bepaald het eerste stuk, opgenomen in Bretagne. Nu Bloch definitief uit onze Belgische scène verdwenen is – het surrogaat in Gent in de Citroën-bestelwagens vind ik deplorabel en op het randje af ronduit misplaatste nostalgie – mis ik eerlijk gezegd een behoorlijke portie ingeving uit eigen bodem. Tijd dat daar weer wat verandering in komt, zeker wat de broodkunsten betreft.

En aldus geschiede gisteren in de vooravond en trok ik mijn keuken in met wat kronkelende inspiratie in het achterhoofd, met dank aan voorgenoemde auteurs. Het onderstaande blanke en haast romige deeg liet me moeiteloos twee richtingen uit gaan: smakelijke malse broodjes voor bij de eieren met spek, en de bolussen als zoete afsluiter. Ik heb me eigenste dichterlijke vrijheden veroorloofd (zo hoort dat onder bakkers) en me laten gidsen door het moment, waardoor het eerst onwillige plakdeeg achteraf een uiterst handelbaar doetje werd. En dat was te proeven, al zeg ik het zelf.

Nodig

Poolish:

100 gr witte tarwe + 100 gr lauw water + 3 gr verse bakkersgist, goed mengen en uurtje of vijf laten staan

Hoofdeeg:

  • 250 gr witte tarwe tipo 0
  • 250 gr witte tarwe tipo 00
  • 10 gr verse bakkersgist
  • 260 ml lauwe volle melk
  • 60 gr malse boter
  • 1 volledig ei van ongeveer 55 gr (op kamertemperatuur)
  • 15 gr witte suiker
  • 10 gr fijn zeezout

Werkwijze

  • Meng de bloemsoorten, los het bakkersgist op in wat lauw water, ½ KL suiker en ½ KL witte bloem en giet in een kuiltje in de bloem. Voeg ook de lopende poolish er bij, dek toe en laat een kwartiertje rusten
  • Start het kneden (best machinaal, want het wordt een erg kleverig en onhandelbaar deegstuk) en voeg de lauwe melk, de boter, het ei, de suiker en tenslotte het zout toe. Laat ongeveer 10 tot 12 minuten draaien
  • Bol het deegstuk min of meer op (zoals bij het vormen van roggebrood) in de mengbeker met een deegschraper (van buiten naar binnen) dek af met huishoudfolie en een handdoek en laat een uurtje rustig rijzen
  • Schraap het deeg na de eerste rijs uit de mengbeker en stort het op een goed bebloemd werkvlak. Laat opnieuw een vijftal minuutjes rusten (het deeg moet wat “bekomen”, en dat merk je achteraf ook tijdens het bewerken, echt wel heel spannend en leuk om te ervaren!)

Verdeel het hoofddeeg nu in twee gelijke delen

Voor de malse broodjes:

  • Steek stukjes van ongeveer 50 à 60 gr van het moederstuk af en bol ze stevig met één hand op in wat witte bloem (het is nog steeds een vrij malse substantie, dus gebruik voldoende bloem om grip te krijgen tijdens het opbollen)
  • Schik ze voldoende van mekaar op een voorbereide bakplaat, snij even in en laat mooi afgedekt opnieuw een uurtje rijzen

Voor de suikerbolussen:

  • 150 gr kandijsuiker
  • rasp van de schil van een onbespoten citroen
  • 1 KL kaneelpoeder
  • 2 EL verbrokkelde pecan noten
  • 1 snuif fijn zout (Zeker doen! Trekt de zoete smaak van de koeken naar een andere dimensie)
  • Bestrooi het werkvlak rijkelijk met deze suikermengeling
  • Steek stukjes van 50 à 60 gr van het moederstuk en rol ze goed door de suiker
  • Vorm er dan lange slangetjes van (ongeveer 30 cm) en rol deze opnieuw stevig door de suikermengeling
  • Rol de strengen op en leg de verbrokkelde pecans aan de binnenzijde van de serpentine (start van binnen naar buiten, en steek het staartstukje onder de bolus)
  • Schik op een voorbereide bakplaat en laat evenzo een uurtje rijzen

Bakken

  1. Koeken
  • Warm de oven voor op 250 graden en voorzie wat stoom
  • Schuif er de bakplaat met de bolussen in en bak ze gedurende 6 tot 9 minuten aan (als de suiker blaasjes maakt zijn de koeken gaar)
  • Schep ze meteen over op een tweede bakplaat en laat zo volledig afkoelen

2.  Broodjes

  • Daal de temperatuur naar 200 graden en schuif nu de bakplaat met de broodjes in de oven. Bak ze goudbruin gedurende 10 minuutjes, schep ze meteen over op een rooster en laat volledig afkoelen

Waardoor een Paasdag er vrolijk uit ziet: een gedekte tafel, wat tulpen van bij de bloemenboer hier om de hoek en de leuke gele bloemetjes van mijn buurvrouw als zeer aangename surprise (waarvoor met héél veel plezier in ruil wat paasbroodjes voor de deur gezet werden, uiteraard!)